polariseren
- Geluid: polariseren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌpolariˈzerə(n) / (5 lettergrepen)
- po·la·ri·se·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘elektrische lading geven’ voor het eerst aangetroffen in 1885 [1]
- afgeleid van het Franse polariser (met het achtervoegsel -aris) met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polariseren |
polariseerde |
gepolariseerd |
zwak -d | volledig |
polariseren overgankelijk
- (politiek) spanningen en tegenstellingen tussen personen en groepen doen ontstaan of toespitsen
- (natuurkunde) de trillingen van een licht- of andere elektromagnetische energie filteren waardoor er slechts trillingen in één vlak overblijven
- (natuurkunde) (elektrotechniek) in een positieve en negatieve elektrische lading scheiden
- (politiek) het creëren van een politiek spanningsveld
- Het woord polariseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "polariseren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "polariseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be