Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·po·la·ri·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord depolarisatie depolarisaties
verkleinwoord

de depolarisatiev

  1. (medisch) vermindering van de elektrische lading in een zenuwcel
  2. (natuurkunde) het verdwijnen van een ladingsscheiding
  3. (natuurkunde) het verdwijnen van een polarisatie door een proces van strooiing dat de richting van een vector willekeurig maakt
  4. (politiek) het (doen) verdwijnen van een politiek spanningsveld
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be