• de·po·la·ri·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
depolariseren
depolariseerde
gedepolariseerd
zwak -d volledig

depolariseren overgankelijk

  1. (medisch) verminderen van de elektrische lading in een zenuwcel
  2. (natuurkunde) het verdwijnen van een ladingsscheiding (de polariteit opheffen van)
  3. (natuurkunde) het verdwijnen van een polarisatie door een proces van strooiing dat de richting van een vector willekeurig maakt
  4. (politiek) het (doen) verdwijnen van een politiek spanningsveld