perken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van perken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | perken | te perken | ||||||||
toekomend | zullen perken | te zullen perken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geperkt | te hebben geperkt | ||||||||
toekomend | geperkt zullen hebben | geperkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
perkend | geperkt | ev. perk |
mv. verouderd perkt |
perke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | perk | perkt | perkt | perkt | perkt | perken | perken | perken | |||
verleden (o.v.t.) | perkte | perkte | perkte | perkte | perkte | perkten | perkten | perkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal perken | zult/zal perken | zult/zal perken | zult perken | zal perken | zullen perken | zullen perken | zullen perken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou perken | zou perken | zou(dt) perken | zoudt perken | zou perken | zouden perken | zouden perken | zouden perken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geperkt | hebt geperkt | hebt/heeft geperkt | hebt geperkt | heeft geperkt | hebben geperkt | hebben geperkt | hebben geperkt | |||
verleden (v.v.t.) | had geperkt | had geperkt | had geperkt | hadt geperkt | had geperkt | hadden geperkt | hadden geperkt | hadden geperkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geperkt hebben | zal/zult geperkt hebben | zult/zal geperkt hebben | zult geperkt hebben | zal geperkt hebben | zullen geperkt hebben | zullen geperkt hebben | zullen geperkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geperkt hebben | zou geperkt hebben | zou/zoudt geperkt hebben | zoudt geperkt hebben | zou geperkt hebben | zouden geperkt hebben | zouden geperkt hebben | zouden geperkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geperkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geperkt | er is geperkt | |||||||||
verleden | er werd geperkt | er was geperkt | |||||||||
toekomend | er zal geperkt worden | er zal geperkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geperkt worden | er zou geperkt zijn | |||||||||
lijdende vorm geperkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geperkt worden | geperkt te worden | ||||||||
toekomend | geperkt zullen worden | geperkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geperkt zijn | geperkt te zijn | ||||||||
toekomend | geperkt zullen zijn | geperkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geperkt | wordt geperkt | wordt geperkt | wordt geperkt | wordt geperkt | worden geperkt | worden geperkt | worden geperkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd geperkt | werd geperkt | werd geperkt | werdt geperkt | werd geperkt | werden geperkt | werden geperkt | werden geperkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geperkt worden | zult geperkt worden | zult geperkt worden | zult geperkt worden | zal geperkt worden | zullen geperkt worden | zullen geperkt worden | zullen geperkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geperkt worden | zou geperkt worden | zou/zoudt geperkt worden | zoudt geperkt worden | zou geperkt worden | zouden geperkt worden | zouden geperkt worden | zouden geperkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geperkt | bent geperkt | bent/is geperkt | zijt geperkt | is geperkt | zijn geperkt | zijn geperkt | zijn geperkt | |||
verleden (v.v.t.) | was geperkt | was geperkt | was geperkt | waart geperkt | was geperkt | waren geperkt | waren geperkt | waren geperkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geperkt zijn | zult geperkt zijn | zult geperkt zijn | zult geperkt zijn | zal geperkt zijn | zullen geperkt zijn | zullen geperkt zijn | zullen geperkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geperkt zijn | zou geperkt zijn | zou/zoudt geperkt zijn | zoudt geperkt zijn | zou geperkt zijn | zouden geperkt zijn | zouden geperkt zijn | zouden geperkt zijn |