Paardenzadel [2]
  • paar·den·za·del
enkelvoud meervoud
naamwoord paardenzadel paardenzadels
verkleinwoord paardenzadeltje paardenzadeltjes

het paardenzadelo

  1. uit leer of ander niet te zwaar materiaal gemaakte zitplaats bedoeld om op de rug van een als rijdier gebruikt paard Equus ferus caballus   te plaatsen
    • Een paardenzadel kun je toch niet voor een kameel gebruiken? 
  2. (tweekleppigen) bepaald soort vastgehecht oesterachtig schelpdier met een onregelmatige vorm, Anomia ephippium  
    • Op oesterbanken komen vaak ook paardenzadels voor.