• ano·mie
  • met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -nomie [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord anomie -
verkleinwoord - -

de anomiev

  1. de verwerping van de wet
    • Tegenwoordig komt anomie niet veel meer voor. 
56 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]