• over·span·nen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen overspannenoverspanneneroverspannenst
verbogen overspannenste
partitief overspannensoverspanneners-

overspannen

  1. ziek door een te zware belasting op geestelijk vlak
    • Na dat zware jaar bleek hij toch overspannen te zijn geraakt. 
  2. (handel) overbelast, te actief (van een markt, de economie, enz.)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overspannen
overspande
overspannen
zwak -d

gemengd

volledig

overspannen overgankelijk

  1. te sterk gespannen
    • Doordat het touw werd overspannen knapte het. 
  2. ergens overheen spannen
    • Het is ze gelukt het hele stadion te overspannen. 
vervoeging van: overspannen…
geen verbogen vorm

overspannen

  1. voltooid deelwoord van overspannen
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be