overrompelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overrompelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overrompelen | te overrompelen | ||||||||
toekomend | zullen overrompelen | te zullen overrompelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overrompeld | te hebben overrompeld | ||||||||
toekomend | overrompeld zullen hebben | overrompeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overrompelend | overrompeld | ev. overrompel |
mv. verouderd overrompelt |
overrompele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overrompel | overrompelt | overrompelt | overrompelt | overrompelt | overrompelen | overrompelen | overrompelen | |||
verleden (o.v.t.) | overrompelde | overrompelde | overrompelde | overrompelde | overrompelde | overrompelden | overrompelden | overrompelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overrompelen | zult/zal overrompelen | zult/zal overrompelen | zult overrompelen | zal overrompelen | zullen overrompelen | zullen overrompelen | zullen overrompelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overrompelen | zou overrompelen | zou(dt) overrompelen | zoudt overrompelen | zou overrompelen | zouden overrompelen | zouden overrompelen | zouden overrompelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overrompeld | hebt overrompeld | hebt/heeft overrompeld | hebt overrompeld | heeft overrompeld | hebben overrompeld | hebben overrompeld | hebben overrompeld | |||
verleden (v.v.t.) | had overrompeld | had overrompeld | had overrompeld | hadt overrompeld | had overrompeld | hadden overrompeld | hadden overrompeld | hadden overrompeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overrompeld hebben | zal/zult overrompeld hebben | zult/zal overrompeld hebben | zult overrompeld hebben | zal overrompeld hebben | zullen overrompeld hebben | zullen overrompeld hebben | zullen overrompeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overrompeld hebben | zou overrompeld hebben | zou/zoudt overrompeld hebben | zoudt overrompeld hebben | zou overrompeld hebben | zouden overrompeld hebben | zouden overrompeld hebben | zouden overrompeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overrompeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overrompeld | er is overrompeld | |||||||||
verleden | er werd overrompeld | er was overrompeld | |||||||||
toekomend | er zal overrompeld worden | er zal overrompeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overrompeld worden | er zou overrompeld zijn | |||||||||
lijdende vorm overrompeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overrompeld worden | overrompeld te worden | ||||||||
toekomend | overrompeld zullen worden | overrompeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overrompeld zijn | overrompeld te zijn | ||||||||
toekomend | overrompeld zullen zijn | overrompeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overrompeld | wordt overrompeld | wordt overrompeld | wordt overrompeld | wordt overrompeld | worden overrompeld | worden overrompeld | worden overrompeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd overrompeld | werd overrompeld | werd overrompeld | werdt overrompeld | werd overrompeld | werden overrompeld | werden overrompeld | werden overrompeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overrompeld worden | zult overrompeld worden | zult overrompeld worden | zult overrompeld worden | zal overrompeld worden | zullen overrompeld worden | zullen overrompeld worden | zullen overrompeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overrompeld worden | zou overrompeld worden | zou/zoudt overrompeld worden | zoudt overrompeld worden | zou overrompeld worden | zouden overrompeld worden | zouden overrompeld worden | zouden overrompeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overrompeld | bent overrompeld | bent/is overrompeld | zijt overrompeld | is overrompeld | zijn overrompeld | zijn overrompeld | zijn overrompeld | |||
verleden (v.v.t.) | was overrompeld | was overrompeld | was overrompeld | waart overrompeld | was overrompeld | waren overrompeld | waren overrompeld | waren overrompeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overrompeld zijn | zult overrompeld zijn | zult overrompeld zijn | zult overrompeld zijn | zal overrompeld zijn | zullen overrompeld zijn | zullen overrompeld zijn | zullen overrompeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overrompeld zijn | zou overrompeld zijn | zou/zoudt overrompeld zijn | zoudt overrompeld zijn | zou overrompeld zijn | zouden overrompeld zijn | zouden overrompeld zijn | zouden overrompeld zijn |