• over·rom·pelt
vervoeging van
overrompelen

overrompelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrompelen
    • Jij overrompelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrompelen
    • Hij overrompelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overrompelen
    • Overrompelt!