• ope·ra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord operatie operaties
verkleinwoord operatietje operatietjes

de operatiev

  1. een aantal gecoördineerde acties
  2. (medisch) een chirurgische ingreep
    • Hij was al weer snel hersteld na de operatie. 
     Het Bronovo-ziekenhuis in Den Haag blijft ook na 2024 open. Dat staat in plannen van Haaglanden Medisch Centrum (HMC) waar het ziekenhuis onder valt. Tot 2030 blijft het zeker open, schrijft Omroep West, voor operaties en andere niet-spoedeisende behandelingen, laat de HMC-directie weten.[2]
  3. (wiskunde) een bewerking op een object door een operator
    • Na die operatie was de som eindelijk opgelost. 
  • Operatie geslaagd, patiënt overleden.
Iets is gelukt, maar met zoveel bijkomende schade dat het uiteindelijke resultaat toch negatief is.
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]