• ope·ra·tief
  • In de betekenis van ‘betrekking hebbend op een operatie’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van operatie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen operatief operatiever operatiefst
verbogen operatieve operatievere operatiefste
partitief operatiefs operatievers -

operatief [3]

  1. betrekking hebbend op operaties, d.m.v. een operatie
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]