• ope·ra·ti·o·neel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hanteerbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
  • afgeleid van operatie met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen operationeel operationeler operationeelst
verbogen operationele operationelere operationeelste
partitief operationeels operationelers -

operationeel

  1. betrekking hebbend op de keuzemogelijkheden van het laagste niveau van een organisatie
    • Dat zijn operationele beslissingen die moeten passen binnen de strategie en de tactiek van de organisatie. 
     Ben & Jerry's had bij de overname door Unilever in 2000 bedongen dat het zijn eigen koers mocht blijven varen op het gebied van zijn sociale missie. Unilever werd daarbij primair verantwoordelijk voor financiële en operationele beslissingen. Volgens Unilever is Ben & Jerry's alleen in Israël verkocht. Het concern blijft eigenaar van het merk elders.[3]
  2. betrekking hebbend op een krijgsoperatie
  3. gereed voor gebruik, met name op het slagveld
    • Daarmee waren de tanks nog niet operationeel. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]