ontwapenen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontwapenen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontwapenen | te ontwapenen | ||||||
toekomend | zullen ontwapenen | te zullen ontwapenen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontwapend | te hebben ontwapend | ||||||
toekomend | ontwapend zullen hebben | ontwapend te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontwapenend | ontwapend | ev. ontwapen |
mv. verouderd ontwapent |
ontwapene | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontwapen | ontwapent | ontwapent | ontwapent | ontwapent | ontwapenen | ontwapenen | ontwapenen | |
verleden (o.v.t.) | ontwapende | ontwapende | ontwapende | ontwapende | ontwapende | ontwapenden | ontwapenden | ontwapenden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontwapenen | zult/zal ontwapenen | zult/zal ontwapenen | zult ontwapenen | zal ontwapenen | zullen ontwapenen | zullen ontwapenen | zullen ontwapenen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontwapenen | zou ontwapenen | zou(dt) ontwapenen | zoudt ontwapenen | zou ontwapenen | zouden ontwapenen | zouden ontwapenen | zouden ontwapenen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontwapend | hebt ontwapend | hebt/heeft ontwapend | hebt ontwapend | heeft ontwapend | hebben ontwapend | hebben ontwapend | hebben ontwapend | |
verleden (v.v.t.) | had ontwapend | had ontwapend | had ontwapend | hadt ontwapend | had ontwapend | hadden ontwapend | hadden ontwapend | hadden ontwapend | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontwapend hebben | zal/zult ontwapend hebben | zult/zal ontwapend hebben | zult ontwapend hebben | zal ontwapend hebben | zullen ontwapend hebben | zullen ontwapend hebben | zullen ontwapend hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontwapend hebben | zou ontwapend hebben | zou/zoudt ontwapend hebben | zoudt ontwapend hebben | zou ontwapend hebben | zouden ontwapend hebben | zouden ontwapend hebben | zouden ontwapend hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm ontwapend worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt ontwapend | er is ontwapend | |||||||
verleden | er werd ontwapend | er was ontwapend | |||||||
toekomend | er zal ontwapend worden | er zal ontwapend zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou ontwapend worden | er zou ontwapend zijn |