Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·wa·pen·de

Werkwoord

vervoeging van
ontwapenen

ontwapende

  1. enkelvoud verleden tijd van ontwapenen
    • Ik ontwapende. 
    • Jij ontwapende. 
    • Hij, zij, het ontwapende. 
  2. verbogen vorm van ontwapend, voltooid deelwoord van ontwapenen