onderhuren/vervoeging
huren van de huurder
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van onderhuren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderhuren | onder te huren | ||||||||
toekomend | zullen onderhuren onder zullen huren |
te zullen onderhuren onder te zullen huren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ondergehuurd | te hebben ondergehuurd | ||||||||
toekomend | ondergehuurd zullen hebben | ondergehuurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onderhurend | ondergehuurd | ev. huur onder |
mv. verouderd huurt onder |
hure onder (bijzin) onderhure | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | huur onder | huurt onder | huurt onder | huurt onder | huurt onder | huren onder | huren onder | huren onder | |||
verleden (o.v.t.) | huurde onder | huurde onder | huurde onder | huurde onder | huurde onder | huurden onder | huurden onder | huurden onder | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderhuren | zult/zal onderhuren | zult/zal onderhuren | zult onderhuren | zal onderhuren | zullen onderhuren | zullen onderhuren | zullen onderhuren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderhuren | zou onderhuren | zou(dt) onderhuren | zoudt onderhuren | zou onderhuren | zouden onderhuren | zouden onderhuren | zouden onderhuren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderhuur | onderhuurt | onderhuurt | onderhuurt | onderhuurt | onderhuren | onderhuren | onderhuren | |||
verleden (o.v.t.) | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurden | onderhuurden | onderhuurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderhuren onder zal huren |
zult/zal onderhuren onder zult/zal huren |
zult/zal onderhuren onder zult/zal huren |
zult onderhuren onder zult huren |
zal onderhuren onder zal huren |
zullen onderhuren onder zullen huren |
zullen onderhuren onder zullen huren |
zullen onderhuren onder zullen huren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderhuren onder zou huren |
zou onderhuren onder zou huren |
zou(dt) onderhuren onder zou(dt) huren |
zoudt onderhuren onder zoudt huren |
zou onderhuren onder zou huren |
zouden onderhuren onder zouden huren |
zouden onderhuren onder zouden huren |
zouden onderhuren onder zouden huren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ondergehuurd | hebt ondergehuurd | hebt/heeft ondergehuurd | hebt ondergehuurd | heeft ondergehuurd | hebben ondergehuurd | hebben ondergehuurd | hebben ondergehuurd | |||
verleden (v.v.t.) | had ondergehuurd | had ondergehuurd | had ondergehuurd | hadt ondergehuurd | had ondergehuurd | hadden ondergehuurd | hadden ondergehuurd | hadden ondergehuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergehuurd hebben | zal/zult ondergehuurd hebben | zult/zal ondergehuurd hebben | zult ondergehuurd hebben | zal ondergehuurd hebben | zullen ondergehuurd hebben | zullen ondergehuurd hebben | zullen ondergehuurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergehuurd hebben | zou ondergehuurd hebben | zou/zoudt ondergehuurd hebben | zoudt ondergehuurd hebben | zou ondergehuurd hebben | zouden ondergehuurd hebben | zouden ondergehuurd hebben | zouden ondergehuurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ondergehuurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ondergehuurd | er is ondergehuurd | |||||||||
verleden | er werd ondergehuurd | er was ondergehuurd | |||||||||
toekomend | er zal ondergehuurd worden | er zal ondergehuurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ondergehuurd worden | er zou ondergehuurd zijn | |||||||||
lijdende vorm ondergehuurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondergehuurd worden | ondergehuurd te worden | ||||||||
toekomend | ondergehuurd zullen worden | ondergehuurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ondergehuurd zijn | ondergehuurd te zijn | ||||||||
toekomend | ondergehuurd zullen zijn | ondergehuurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ondergehuurd | wordt ondergehuurd | wordt ondergehuurd | wordt ondergehuurd | wordt ondergehuurd | worden ondergehuurd | worden ondergehuurd | worden ondergehuurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd ondergehuurd | werd ondergehuurd | werd ondergehuurd | werdt ondergehuurd | werd ondergehuurd | werden ondergehuurd | werden ondergehuurd | werden ondergehuurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergehuurd worden | zult ondergehuurd worden | zult ondergehuurd worden | zult ondergehuurd worden | zal ondergehuurd worden | zullen ondergehuurd worden | zullen ondergehuurd worden | zullen ondergehuurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergehuurd worden | zou ondergehuurd worden | zou/zoudt ondergehuurd worden | zoudt ondergehuurd worden | zou ondergehuurd worden | zouden ondergehuurd worden | zouden ondergehuurd worden | zouden ondergehuurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondergehuurd | bent ondergehuurd | bent/is ondergehuurd | zijt ondergehuurd | is ondergehuurd | zijn ondergehuurd | zijn ondergehuurd | zijn ondergehuurd | |||
verleden (v.v.t.) | was ondergehuurd | was ondergehuurd | was ondergehuurd | waart ondergehuurd | was ondergehuurd | waren ondergehuurd | waren ondergehuurd | waren ondergehuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergehuurd zijn | zult ondergehuurd zijn | zult ondergehuurd zijn | zult ondergehuurd zijn | zal ondergehuurd zijn | zullen ondergehuurd zijn | zullen ondergehuurd zijn | zullen ondergehuurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergehuurd zijn | zou ondergehuurd zijn | zou/zoudt ondergehuurd zijn | zoudt ondergehuurd zijn | zou ondergehuurd zijn | zouden ondergehuurd zijn | zouden ondergehuurd zijn | zouden ondergehuurd zijn |
stiekem verhuren aan een ander
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van onderhuren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderhuren | te onderhuren | ||||||||
toekomend | zullen onderhuren | te zullen onderhuren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben onderhuurd | te hebben onderhuurd | ||||||||
toekomend | onderhuurd zullen hebben | onderhuurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onderhurend | onderhuurd | ev. onderhuur |
mv. verouderd onderhuurt |
onderhure | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderhuur | onderhuurt | onderhuurt | onderhuurt | onderhuurt | onderhuren | onderhuren | onderhuren | |||
verleden (o.v.t.) | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurde | onderhuurden | onderhuurden | onderhuurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderhuren | zult/zal onderhuren | zult/zal onderhuren | zult onderhuren | zal onderhuren | zullen onderhuren | zullen onderhuren | zullen onderhuren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderhuren | zou onderhuren | zou(dt) onderhuren | zoudt onderhuren | zou onderhuren | zouden onderhuren | zouden onderhuren | zouden onderhuren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb onderhuurd | hebt onderhuurd | hebt/heeft onderhuurd | hebt onderhuurd | heeft onderhuurd | hebben onderhuurd | hebben onderhuurd | hebben onderhuurd | |||
verleden (v.v.t.) | had onderhuurd | had onderhuurd | had onderhuurd | hadt onderhuurd | had onderhuurd | hadden onderhuurd | hadden onderhuurd | hadden onderhuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderhuurd hebben | zal/zult onderhuurd hebben | zult/zal onderhuurd hebben | zult onderhuurd hebben | zal onderhuurd hebben | zullen onderhuurd hebben | zullen onderhuurd hebben | zullen onderhuurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderhuurd hebben | zou onderhuurd hebben | zou/zoudt onderhuurd hebben | zoudt onderhuurd hebben | zou onderhuurd hebben | zouden onderhuurd hebben | zouden onderhuurd hebben | zouden onderhuurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm onderhuurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt onderhuurd | er is onderhuurd | |||||||||
verleden | er werd onderhuurd | er was onderhuurd | |||||||||
toekomend | er zal onderhuurd worden | er zal onderhuurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou onderhuurd worden | er zou onderhuurd zijn | |||||||||
lijdende vorm onderhuurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderhuurd worden | onderhuurd te worden | ||||||||
toekomend | onderhuurd zullen worden | onderhuurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | onderhuurd zijn | onderhuurd te zijn | ||||||||
toekomend | onderhuurd zullen zijn | onderhuurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word onderhuurd | wordt onderhuurd | wordt onderhuurd | wordt onderhuurd | wordt onderhuurd | worden onderhuurd | worden onderhuurd | worden onderhuurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd onderhuurd | werd onderhuurd | werd onderhuurd | werdt onderhuurd | werd onderhuurd | werden onderhuurd | werden onderhuurd | werden onderhuurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderhuurd worden | zult onderhuurd worden | zult onderhuurd worden | zult onderhuurd worden | zal onderhuurd worden | zullen onderhuurd worden | zullen onderhuurd worden | zullen onderhuurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderhuurd worden | zou onderhuurd worden | zou/zoudt onderhuurd worden | zoudt onderhuurd worden | zou onderhuurd worden | zouden onderhuurd worden | zouden onderhuurd worden | zouden onderhuurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben onderhuurd | bent onderhuurd | bent/is onderhuurd | zijt onderhuurd | is onderhuurd | zijn onderhuurd | zijn onderhuurd | zijn onderhuurd | |||
verleden (v.v.t.) | was onderhuurd | was onderhuurd | was onderhuurd | waart onderhuurd | was onderhuurd | waren onderhuurd | waren onderhuurd | waren onderhuurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderhuurd zijn | zult onderhuurd zijn | zult onderhuurd zijn | zult onderhuurd zijn | zal onderhuurd zijn | zullen onderhuurd zijn | zullen onderhuurd zijn | zullen onderhuurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderhuurd zijn | zou onderhuurd zijn | zou/zoudt onderhuurd zijn | zoudt onderhuurd zijn | zou onderhuurd zijn | zouden onderhuurd zijn | zouden onderhuurd zijn | zouden onderhuurd zijn |