omzeilen/vervoeging
langs een omweg zeilen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van omzeilen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omzeilen | om te zeilen | ||||||||
toekomend | zullen omzeilen om zullen zeilen |
te zullen omzeilen om te zullen zeilen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgezeild | te hebben omgezeild | ||||||||
toekomend | omgezeild zullen hebben | omgezeild te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omzeilend | omgezeild | ev. zeil om |
mv. verouderd zeilt om |
zeile om (bijzin) omzeile | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zeil om | zeilt om | zeilt om | zeilt om | zeilt om | zeilen om | zeilen om | zeilen om | |||
verleden (o.v.t.) | zeilde om | zeilde om | zeilde om | zeilde om | zeilde om | zeilden om | zeilden om | zeilden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzeilen | zult/zal omzeilen | zult/zal omzeilen | zult omzeilen | zal omzeilen | zullen omzeilen | zullen omzeilen | zullen omzeilen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzeilen | zou omzeilen | zou(dt) omzeilen | zoudt omzeilen | zou omzeilen | zouden omzeilen | zouden omzeilen | zouden omzeilen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omzeil | omzeilt | omzeilt | omzeilt | omzeilt | omzeilen | omzeilen | omzeilen | |||
verleden (o.v.t.) | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilden | omzeilden | omzeilden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzeilen om zal zeilen |
zult/zal omzeilen om zult/zal zeilen |
zult/zal omzeilen om zult/zal zeilen |
zult omzeilen om zult zeilen |
zal omzeilen om zal zeilen |
zullen omzeilen om zullen zeilen |
zullen omzeilen om zullen zeilen |
zullen omzeilen om zullen zeilen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzeilen om zou zeilen |
zou omzeilen om zou zeilen |
zou(dt) omzeilen om zou(dt) zeilen |
zoudt omzeilen om zoudt zeilen |
zou omzeilen om zou zeilen |
zouden omzeilen om zouden zeilen |
zouden omzeilen om zouden zeilen |
zouden omzeilen om zouden zeilen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgezeild | hebt omgezeild | hebt/heeft omgezeild | hebt omgezeild | heeft omgezeild | hebben omgezeild | hebben omgezeild | hebben omgezeild | |||
verleden (v.v.t.) | had omgezeild | had omgezeild | had omgezeild | hadt omgezeild | had omgezeild | hadden omgezeild | hadden omgezeild | hadden omgezeild | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgezeild hebben | zal/zult omgezeild hebben | zult/zal omgezeild hebben | zult omgezeild hebben | zal omgezeild hebben | zullen omgezeild hebben | zullen omgezeild hebben | zullen omgezeild hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgezeild hebben | zou omgezeild hebben | zou/zoudt omgezeild hebben | zoudt omgezeild hebben | zou omgezeild hebben | zouden omgezeild hebben | zouden omgezeild hebben | zouden omgezeild hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgezeild worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgezeild | er is omgezeild | |||||||||
verleden | er werd omgezeild | er was omgezeild | |||||||||
toekomend | er zal omgezeild worden | er zal omgezeild zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgezeild worden | er zou omgezeild zijn | |||||||||
lijdende vorm omgezeild worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgezeild worden | omgezeild te worden | ||||||||
toekomend | omgezeild zullen worden | omgezeild te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgezeild zijn | omgezeild te zijn | ||||||||
toekomend | omgezeild zullen zijn | omgezeild te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgezeild | wordt omgezeild | wordt omgezeild | wordt omgezeild | wordt omgezeild | worden omgezeild | worden omgezeild | worden omgezeild | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgezeild | werd omgezeild | werd omgezeild | werdt omgezeild | werd omgezeild | werden omgezeild | werden omgezeild | werden omgezeild | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgezeild worden | zult omgezeild worden | zult omgezeild worden | zult omgezeild worden | zal omgezeild worden | zullen omgezeild worden | zullen omgezeild worden | zullen omgezeild worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgezeild worden | zou omgezeild worden | zou/zoudt omgezeild worden | zoudt omgezeild worden | zou omgezeild worden | zouden omgezeild worden | zouden omgezeild worden | zouden omgezeild worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgezeild | bent omgezeild | bent/is omgezeild | zijt omgezeild | is omgezeild | zijn omgezeild | zijn omgezeild | zijn omgezeild | |||
verleden (v.v.t.) | was omgezeild | was omgezeild | was omgezeild | waart omgezeild | was omgezeild | waren omgezeild | waren omgezeild | waren omgezeild | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgezeild zijn | zult omgezeild zijn | zult omgezeild zijn | zult omgezeild zijn | zal omgezeild zijn | zullen omgezeild zijn | zullen omgezeild zijn | zullen omgezeild zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgezeild zijn | zou omgezeild zijn | zou/zoudt omgezeild zijn | zoudt omgezeild zijn | zou omgezeild zijn | zouden omgezeild zijn | zouden omgezeild zijn | zouden omgezeild zijn |
behoedzaam ontwijken
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van omzeilen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omzeilen | te omzeilen | ||||||||
toekomend | zullen omzeilen | te zullen omzeilen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omzeild | te hebben omzeild | ||||||||
toekomend | omzeild zullen hebben | omzeild te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omzeilend | omzeild | ev. omzeil |
mv. verouderd omzeilt |
omzeile | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | omzeil | omzeilt | omzeilt | omzeilt | omzeilt | omzeilen | omzeilen | omzeilen | |||
verleden (o.v.t.) | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilde | omzeilden | omzeilden | omzeilden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzeilen | zult/zal omzeilen | zult/zal omzeilen | zult omzeilen | zal omzeilen | zullen omzeilen | zullen omzeilen | zullen omzeilen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzeilen | zou omzeilen | zou(dt) omzeilen | zoudt omzeilen | zou omzeilen | zouden omzeilen | zouden omzeilen | zouden omzeilen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omzeild | hebt omzeild | hebt/heeft omzeild | hebt omzeild | heeft omzeild | hebben omzeild | hebben omzeild | hebben omzeild | |||
verleden (v.v.t.) | had omzeild | had omzeild | had omzeild | hadt omzeild | had omzeild | hadden omzeild | hadden omzeild | hadden omzeild | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omzeild hebben | zal/zult omzeild hebben | zult/zal omzeild hebben | zult omzeild hebben | zal omzeild hebben | zullen omzeild hebben | zullen omzeild hebben | zullen omzeild hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omzeild hebben | zou omzeild hebben | zou/zoudt omzeild hebben | zoudt omzeild hebben | zou omzeild hebben | zouden omzeild hebben | zouden omzeild hebben | zouden omzeild hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omzeild worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omzeild | er is omzeild | |||||||||
verleden | er werd omzeild | er was omzeild | |||||||||
toekomend | er zal omzeild worden | er zal omzeild zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omzeild worden | er zou omzeild zijn | |||||||||
lijdende vorm omzeild worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omzeild worden | omzeild te worden | ||||||||
toekomend | omzeild zullen worden | omzeild te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omzeild zijn | omzeild te zijn | ||||||||
toekomend | omzeild zullen zijn | omzeild te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omzeild | wordt omzeild | wordt omzeild | wordt omzeild | wordt omzeild | worden omzeild | worden omzeild | worden omzeild | |||
verleden (o.v.t.) | werd omzeild | werd omzeild | werd omzeild | werdt omzeild | werd omzeild | werden omzeild | werden omzeild | werden omzeild | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzeild worden | zult omzeild worden | zult omzeild worden | zult omzeild worden | zal omzeild worden | zullen omzeild worden | zullen omzeild worden | zullen omzeild worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzeild worden | zou omzeild worden | zou/zoudt omzeild worden | zoudt omzeild worden | zou omzeild worden | zouden omzeild worden | zouden omzeild worden | zouden omzeild worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omzeild | bent omzeild | bent/is omzeild | zijt omzeild | is omzeild | zijn omzeild | zijn omzeild | zijn omzeild | |||
verleden (v.v.t.) | was omzeild | was omzeild | was omzeild | waart omzeild | was omzeild | waren omzeild | waren omzeild | waren omzeild | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omzeild zijn | zult omzeild zijn | zult omzeild zijn | zult omzeild zijn | zal omzeild zijn | zullen omzeild zijn | zullen omzeild zijn | zullen omzeild zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omzeild zijn | zou omzeild zijn | zou/zoudt omzeild zijn | zoudt omzeild zijn | zou omzeild zijn | zouden omzeild zijn | zouden omzeild zijn | zouden omzeild zijn |