• om·zeil·de
vervoeging van
omzeilen

omzeilde

  1. enkelvoud verleden tijd van omzeilen
    • Ik omzeilde. 
    • Jij omzeilde. 
    • Hij, zij, het omzeilde. 
  2. verbogen vorm van omzeild, voltooid deelwoord van omzeilen
vervoeging van
omzeilen

omzeilde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzeilen
    • ... dat ik omzeilde. 
    • ... dat jij omzeilde. 
    • ... dat hij, zij, het omzeilde.