omzeilde
- om·zeil·de
vervoeging van |
---|
omzeilen |
omzeilde
- enkelvoud verleden tijd van omzeilen
- Ik omzeilde.
- Jij omzeilde.
- Hij, zij, het omzeilde.
- Ik omzeilde.
- verbogen vorm van omzeild, voltooid deelwoord van omzeilen
vervoeging van |
---|
omzeilen |
omzeilde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzeilen
- ... dat ik omzeilde.
- ... dat jij omzeilde.
- ... dat hij, zij, het omzeilde.
- ... dat ik omzeilde.
- Het woord omzeilde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.