omvaren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omvaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omvaren | om te varen | ||||||||
toekomend | zullen omvaren om zullen varen |
te zullen omvaren om te zullen varen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgevaren | te hebben omgevaren | ||||||||
toekomend | omgevaren zullen hebben | omgevaren te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omvarend | omgevaren | ev. vaar om |
mv. verouderd vaart om |
vare om (bijzin) omvare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vaar om | vaart om | vaart om | vaart om | vaart om | varen om | varen om | varen om | |||
verleden (o.v.t.) | voer om | voer om | voer om | voer om | voer om | voeren om | voeren om | voeren om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omvaren | zult/zal omvaren | zult/zal omvaren | zult omvaren | zal omvaren | zullen omvaren | zullen omvaren | zullen omvaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omvaren | zou omvaren | zou(dt) omvaren | zoudt omvaren | zou omvaren | zouden omvaren | zouden omvaren | zouden omvaren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omvaar | omvaart | omvaart | omvaart | omvaart | omvaren | omvaren | omvaren | |||
verleden (o.v.t.) | omvoer | omvoer | omvoer | omvoer | omvoer | omvoeren | omvoeren | omvoeren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omvaren om zal varen |
zult/zal omvaren om zult/zal varen |
zult/zal omvaren om zult/zal varen |
zult omvaren om zult varen |
zal omvaren om zal varen |
zullen omvaren om zullen varen |
zullen omvaren om zullen varen |
zullen omvaren om zullen varen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omvaren om zou varen |
zou omvaren om zou varen |
zou(dt) omvaren om zou(dt) varen |
zoudt omvaren om zoudt varen |
zou omvaren om zou varen |
zouden omvaren om zouden varen |
zouden omvaren om zouden varen |
zouden omvaren om zouden varen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgevaren | hebt omgevaren | hebt/heeft omgevaren | hebt omgevaren | heeft omgevaren | hebben omgevaren | hebben omgevaren | hebben omgevaren | |||
verleden (v.v.t.) | had omgevaren | had omgevaren | had omgevaren | hadt omgevaren | had omgevaren | hadden omgevaren | hadden omgevaren | hadden omgevaren | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgevaren hebben | zal/zult omgevaren hebben | zult/zal omgevaren hebben | zult omgevaren hebben | zal omgevaren hebben | zullen omgevaren hebben | zullen omgevaren hebben | zullen omgevaren hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgevaren hebben | zou omgevaren hebben | zou/zoudt omgevaren hebben | zoudt omgevaren hebben | zou omgevaren hebben | zouden omgevaren hebben | zouden omgevaren hebben | zouden omgevaren hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgevaren worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgevaren | er is omgevaren | |||||||||
verleden | er werd omgevaren | er was omgevaren | |||||||||
toekomend | er zal omgevaren worden | er zal omgevaren zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgevaren worden | er zou omgevaren zijn | |||||||||
lijdende vorm omgevaren worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgevaren worden | omgevaren te worden | ||||||||
toekomend | omgevaren zullen worden | omgevaren te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgevaren zijn | omgevaren te zijn | ||||||||
toekomend | omgevaren zullen zijn | omgevaren te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgevaren | wordt omgevaren | wordt omgevaren | wordt omgevaren | wordt omgevaren | worden omgevaren | worden omgevaren | worden omgevaren | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgevaren | werd omgevaren | werd omgevaren | werdt omgevaren | werd omgevaren | werden omgevaren | werden omgevaren | werden omgevaren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgevaren worden | zult omgevaren worden | zult omgevaren worden | zult omgevaren worden | zal omgevaren worden | zullen omgevaren worden | zullen omgevaren worden | zullen omgevaren worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgevaren worden | zou omgevaren worden | zou/zoudt omgevaren worden | zoudt omgevaren worden | zou omgevaren worden | zouden omgevaren worden | zouden omgevaren worden | zouden omgevaren worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgevaren | bent omgevaren | bent/is omgevaren | zijt omgevaren | is omgevaren | zijn omgevaren | zijn omgevaren | zijn omgevaren | |||
verleden (v.v.t.) | was omgevaren | was omgevaren | was omgevaren | waart omgevaren | was omgevaren | waren omgevaren | waren omgevaren | waren omgevaren | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgevaren zijn | zult omgevaren zijn | zult omgevaren zijn | zult omgevaren zijn | zal omgevaren zijn | zullen omgevaren zijn | zullen omgevaren zijn | zullen omgevaren zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgevaren zijn | zou omgevaren zijn | zou/zoudt omgevaren zijn | zoudt omgevaren zijn | zou omgevaren zijn | zouden omgevaren zijn | zouden omgevaren zijn | zouden omgevaren zijn |