omvoeren
- om·voe·ren
vervoeging van |
---|
omvaren |
omvoeren
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omvaren
- ...dat wij omvoeren.
- ...dat jullie omvoeren.
- ...dat zij omvoeren.
- ...dat wij omvoeren.
- Het woord omvoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omvoeren" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be