ochtendmalen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ochtendmalen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ochtendmalen | te ochtendmalen | ||||||
toekomend | zullen ochtendmalen | te zullen ochtendmalen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geochtendmaald | te hebben geochtendmaald | ||||||
toekomend | geochtendmaald zullen hebben | geochtendmaald te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ochtendmalend | geochtendmaald | ev. ochtendmaal |
mv. verouderd ochtendmaalt |
ochtendmale | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ochtendmaal | ochtendmaalt | ochtendmaalt | ochtendmaalt | ochtendmaalt | ochtendmalen | ochtendmalen | ochtendmalen | |
verleden (o.v.t.) | ochtendmaalde | ochtendmaalde | ochtendmaalde | ochtendmaalde | ochtendmaalde | ochtendmaalden | ochtendmaalden | ochtendmaalden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ochtendmalen | zult/zal ochtendmalen | zult/zal ochtendmalen | zult ochtendmalen | zal ochtendmalen | zullen ochtendmalen | zullen ochtendmalen | zullen ochtendmalen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ochtendmalen | zou ochtendmalen | zou(dt) ochtendmalen | zoudt ochtendmalen | zou ochtendmalen | zouden ochtendmalen | zouden ochtendmalen | zouden ochtendmalen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geochtendmaald | hebt geochtendmaald | hebt/heeft geochtendmaald | hebt geochtendmaald | heeft geochtendmaald | hebben geochtendmaald | hebben geochtendmaald | hebben geochtendmaald | |
verleden (v.v.t.) | had geochtendmaald | had geochtendmaald | had geochtendmaald | hadt geochtendmaald | had geochtendmaald | hadden geochtendmaald | hadden geochtendmaald | hadden geochtendmaald | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geochtendmaald hebben | zal/zult geochtendmaald hebben | zult/zal geochtendmaald hebben | zult geochtendmaald hebben | zal geochtendmaald hebben | zullen geochtendmaald hebben | zullen geochtendmaald hebben | zullen geochtendmaald hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geochtendmaald hebben | zou geochtendmaald hebben | zou/zoudt geochtendmaald hebben | zoudt geochtendmaald hebben | zou geochtendmaald hebben | zouden geochtendmaald hebben | zouden geochtendmaald hebben | zouden geochtendmaald hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geochtendmaald worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geochtendmaald | er is geochtendmaald | |||||||
verleden | er werd geochtendmaald | er was geochtendmaald | |||||||
toekomend | er zal geochtendmaald worden | er zal geochtendmaald zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geochtendmaald worden | er zou geochtendmaald zijn |