neigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van neigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | neigen | te neigen | ||||||||
toekomend | zullen neigen | te zullen neigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn geneigd | te zijn geneigd | ||||||||
toekomend | geneigd zullen zijn | geneigd te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
neigend | geneigd | ev. neig |
mv. verouderd neigt |
neige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | neig | neigt | neigt | neigt | neigt | neigen | neigen | neigen | |||
verleden (o.v.t.) | neigde | neigde | neigde | neigde | neigde | neigden | neigden | neigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neigen | zult/zal neigen | zult/zal neigen | zult neigen | zal neigen | zullen neigen | zullen neigen | zullen neigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neigen | zou neigen | zou(dt) neigen | zoudt neigen | zou neigen | zouden neigen | zouden neigen | zouden neigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geneigd | bent geneigd | bent/is geneigd | zijt geneigd | is geneigd | zijn geneigd | zijn geneigd | zijn geneigd | |||
verleden (v.v.t.) | was geneigd | was geneigd | was geneigd | waart geneigd | was geneigd | waren geneigd | waren geneigd | waren geneigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geneigd zijn | zal/zult geneigd zijn | zult/zal geneigd zijn | zult geneigd zijn | zal geneigd zijn | zullen geneigd zijn | zullen geneigd zijn | zullen geneigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geneigd zijn | zou geneigd zijn | zou/zoudt geneigd zijn | zoudt geneigd zijn | zou geneigd zijn | zouden geneigd zijn | zouden geneigd zijn | zouden geneigd zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geneigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geneigd | er is geneigd | |||||||||
verleden | er werd geneigd | er was geneigd | |||||||||
toekomend | er zal geneigd worden | er zal geneigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geneigd worden | er zou geneigd zijn | |||||||||
lijdende vorm geneigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geneigd worden | geneigd te worden | ||||||||
toekomend | geneigd zullen worden | geneigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geneigd zijn | geneigd te zijn | ||||||||
toekomend | geneigd zullen zijn | geneigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geneigd | wordt geneigd | wordt geneigd | wordt geneigd | wordt geneigd | worden geneigd | worden geneigd | worden geneigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geneigd | werd geneigd | werd geneigd | werdt geneigd | werd geneigd | werden geneigd | werden geneigd | werden geneigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geneigd worden | zult geneigd worden | zult geneigd worden | zult geneigd worden | zal geneigd worden | zullen geneigd worden | zullen geneigd worden | zullen geneigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geneigd worden | zou geneigd worden | zou/zoudt geneigd worden | zoudt geneigd worden | zou geneigd worden | zouden geneigd worden | zouden geneigd worden | zouden geneigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geneigd | bent geneigd | bent/is geneigd | zijt geneigd | is geneigd | zijn geneigd | zijn geneigd | zijn geneigd | |||
verleden (v.v.t.) | was geneigd | was geneigd | was geneigd | waart geneigd | was geneigd | waren geneigd | waren geneigd | waren geneigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geneigd zijn | zult geneigd zijn | zult geneigd zijn | zult geneigd zijn | zal geneigd zijn | zullen geneigd zijn | zullen geneigd zijn | zullen geneigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geneigd zijn | zou geneigd zijn | zou/zoudt geneigd zijn | zoudt geneigd zijn | zou geneigd zijn | zouden geneigd zijn | zouden geneigd zijn | zouden geneigd zijn |