nawijzen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nawijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nawijzen | na te wijzen | ||||||||
toekomend | zullen nawijzen na zullen wijzen |
te zullen nawijzen na te zullen wijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagewezen | te hebben nagewezen | ||||||||
toekomend | nagewezen zullen hebben | nagewezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nawijzend | nagewezen | ev. wijs na |
mv. verouderd wijst na |
wijze na (bijzin) nawijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wijs na | wijst na | wijst na | wijst na | wijst na | wijzen na | wijzen na | wijzen na | |||
verleden (o.v.t.) | wees na | wees na | wees na | wees na | wees na | wezen na | wezen na | wezen na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nawijzen | zult/zal nawijzen | zult/zal nawijzen | zult nawijzen | zal nawijzen | zullen nawijzen | zullen nawijzen | zullen nawijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nawijzen | zou nawijzen | zou(dt) nawijzen | zoudt nawijzen | zou nawijzen | zouden nawijzen | zouden nawijzen | zouden nawijzen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nawijs | nawijst | nawijst | nawijst | nawijst | nawijzen | nawijzen | nawijzen | |||
verleden (o.v.t.) | nawees | nawees | nawees | nawees | nawees | nawezen | nawezen | nawezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nawijzen na zal wijzen |
zult/zal nawijzen na zult/zal wijzen |
zult/zal nawijzen na zult/zal wijzen |
zult nawijzen na zult wijzen |
zal nawijzen na zal wijzen |
zullen nawijzen na zullen wijzen |
zullen nawijzen na zullen wijzen |
zullen nawijzen na zullen wijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nawijzen na zou wijzen |
zou nawijzen na zou wijzen |
zou(dt) nawijzen na zou(dt) wijzen |
zoudt nawijzen na zoudt wijzen |
zou nawijzen na zou wijzen |
zouden nawijzen na zouden wijzen |
zouden nawijzen na zouden wijzen |
zouden nawijzen na zouden wijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagewezen | hebt nagewezen | hebt/heeft nagewezen | hebt nagewezen | heeft nagewezen | hebben nagewezen | hebben nagewezen | hebben nagewezen | |||
verleden (v.v.t.) | had nagewezen | had nagewezen | had nagewezen | hadt nagewezen | had nagewezen | hadden nagewezen | hadden nagewezen | hadden nagewezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagewezen hebben | zal/zult nagewezen hebben | zult/zal nagewezen hebben | zult nagewezen hebben | zal nagewezen hebben | zullen nagewezen hebben | zullen nagewezen hebben | zullen nagewezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagewezen hebben | zou nagewezen hebben | zou/zoudt nagewezen hebben | zoudt nagewezen hebben | zou nagewezen hebben | zouden nagewezen hebben | zouden nagewezen hebben | zouden nagewezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagewezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagewezen | er is nagewezen | |||||||||
verleden | er werd nagewezen | er was nagewezen | |||||||||
toekomend | er zal nagewezen worden | er zal nagewezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagewezen worden | er zou nagewezen zijn | |||||||||
lijdende vorm nagewezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagewezen worden | nagewezen te worden | ||||||||
toekomend | nagewezen zullen worden | nagewezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagewezen zijn | nagewezen te zijn | ||||||||
toekomend | nagewezen zullen zijn | nagewezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagewezen | wordt nagewezen | wordt nagewezen | wordt nagewezen | wordt nagewezen | worden nagewezen | worden nagewezen | worden nagewezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagewezen | werd nagewezen | werd nagewezen | werdt nagewezen | werd nagewezen | werden nagewezen | werden nagewezen | werden nagewezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagewezen worden | zult nagewezen worden | zult nagewezen worden | zult nagewezen worden | zal nagewezen worden | zullen nagewezen worden | zullen nagewezen worden | zullen nagewezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagewezen worden | zou nagewezen worden | zou/zoudt nagewezen worden | zoudt nagewezen worden | zou nagewezen worden | zouden nagewezen worden | zouden nagewezen worden | zouden nagewezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagewezen | bent nagewezen | bent/is nagewezen | zijt nagewezen | is nagewezen | zijn nagewezen | zijn nagewezen | zijn nagewezen | |||
verleden (v.v.t.) | was nagewezen | was nagewezen | was nagewezen | waart nagewezen | was nagewezen | waren nagewezen | waren nagewezen | waren nagewezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagewezen zijn | zult nagewezen zijn | zult nagewezen zijn | zult nagewezen zijn | zal nagewezen zijn | zullen nagewezen zijn | zullen nagewezen zijn | zullen nagewezen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagewezen zijn | zou nagewezen zijn | zou/zoudt nagewezen zijn | zoudt nagewezen zijn | zou nagewezen zijn | zouden nagewezen zijn | zouden nagewezen zijn | zouden nagewezen zijn |