namaken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van namaken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | namaken | na te maken | ||||||||
toekomend | zullen namaken na zullen maken |
te zullen namaken na te zullen maken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagemaakt | te hebben nagemaakt | ||||||||
toekomend | nagemaakt zullen hebben | nagemaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
namakend | nagemaakt | ev. maak na |
mv. verouderd maakt na |
make na (bijzin) namake | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | maak na | maakt na | maakt na | maakt na | maakt na | maken na | maken na | maken na | |||
verleden (o.v.t.) | maakte na | maakte na | maakte na | maakte na | maakte na | maakten na | maakten na | maakten na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal namaken | zult/zal namaken | zult/zal namaken | zult namaken | zal namaken | zullen namaken | zullen namaken | zullen namaken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou namaken | zou namaken | zou(dt) namaken | zoudt namaken | zou namaken | zouden namaken | zouden namaken | zouden namaken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | namaak | namaakt | namaakt | namaakt | namaakt | namaken | namaken | namaken | |||
verleden (o.v.t.) | namaakte | namaakte | namaakte | namaakte | namaakte | namaakten | namaakten | namaakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal namaken na zal maken |
zult/zal namaken na zult/zal maken |
zult/zal namaken na zult/zal maken |
zult namaken na zult maken |
zal namaken na zal maken |
zullen namaken na zullen maken |
zullen namaken na zullen maken |
zullen namaken na zullen maken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou namaken na zou maken |
zou namaken na zou maken |
zou(dt) namaken na zou(dt) maken |
zoudt namaken na zoudt maken |
zou namaken na zou maken |
zouden namaken na zouden maken |
zouden namaken na zouden maken |
zouden namaken na zouden maken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagemaakt | hebt nagemaakt | hebt/heeft nagemaakt | hebt nagemaakt | heeft nagemaakt | hebben nagemaakt | hebben nagemaakt | hebben nagemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had nagemaakt | had nagemaakt | had nagemaakt | hadt nagemaakt | had nagemaakt | hadden nagemaakt | hadden nagemaakt | hadden nagemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagemaakt hebben | zal/zult nagemaakt hebben | zult/zal nagemaakt hebben | zult nagemaakt hebben | zal nagemaakt hebben | zullen nagemaakt hebben | zullen nagemaakt hebben | zullen nagemaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagemaakt hebben | zou nagemaakt hebben | zou/zoudt nagemaakt hebben | zoudt nagemaakt hebben | zou nagemaakt hebben | zouden nagemaakt hebben | zouden nagemaakt hebben | zouden nagemaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagemaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagemaakt | er is nagemaakt | |||||||||
verleden | er werd nagemaakt | er was nagemaakt | |||||||||
toekomend | er zal nagemaakt worden | er zal nagemaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagemaakt worden | er zou nagemaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm nagemaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagemaakt worden | nagemaakt te worden | ||||||||
toekomend | nagemaakt zullen worden | nagemaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagemaakt zijn | nagemaakt te zijn | ||||||||
toekomend | nagemaakt zullen zijn | nagemaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagemaakt | wordt nagemaakt | wordt nagemaakt | wordt nagemaakt | wordt nagemaakt | worden nagemaakt | worden nagemaakt | worden nagemaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagemaakt | werd nagemaakt | werd nagemaakt | werdt nagemaakt | werd nagemaakt | werden nagemaakt | werden nagemaakt | werden nagemaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagemaakt worden | zult nagemaakt worden | zult nagemaakt worden | zult nagemaakt worden | zal nagemaakt worden | zullen nagemaakt worden | zullen nagemaakt worden | zullen nagemaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagemaakt worden | zou nagemaakt worden | zou/zoudt nagemaakt worden | zoudt nagemaakt worden | zou nagemaakt worden | zouden nagemaakt worden | zouden nagemaakt worden | zouden nagemaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagemaakt | bent nagemaakt | bent/is nagemaakt | zijt nagemaakt | is nagemaakt | zijn nagemaakt | zijn nagemaakt | zijn nagemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was nagemaakt | was nagemaakt | was nagemaakt | waart nagemaakt | was nagemaakt | waren nagemaakt | waren nagemaakt | waren nagemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagemaakt zijn | zult nagemaakt zijn | zult nagemaakt zijn | zult nagemaakt zijn | zal nagemaakt zijn | zullen nagemaakt zijn | zullen nagemaakt zijn | zullen nagemaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagemaakt zijn | zou nagemaakt zijn | zou/zoudt nagemaakt zijn | zoudt nagemaakt zijn | zou nagemaakt zijn | zouden nagemaakt zijn | zouden nagemaakt zijn | zouden nagemaakt zijn |