namaakt
- na·maakt
vervoeging van |
---|
namaken |
namaakt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van namaken
- ... dat jij namaakt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van namaken
- ... dat hij namaakt.
- Het woord namaakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.