nabespreking
- na·be·spre·king
- samenstelling van na en bespreking
- Naamwoord van handeling van nabespreken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nabespreking | nabesprekingen |
verkleinwoord |
de nabespreking v
- het praten en discussiëren over iets dat geëindigd is
- Bij de nabespreking kwam ook kritiek, vertelt Dchar. „Iemand vroeg waarom er geen verhaallijn inzit over een Marokkaan die het slechte pad opgaat. Eh, hoezo? Ik was stupéfait. Ja, want nu zitten er twee aardige Marokkanen in, en een PVV’er. En dat klopt natuurlijk niet, dat geeft geen eerlijk beeld. Zo hardnekkig is de negatieve beeldvorming over Marokkanen. Dat maakt mij soms razend.”[1]
1. het praten en discussiëren over iets dat geëindigd is
- Het woord nabespreking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nabespreking" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC Herien Wensink 10 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be