• na·be·spre·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nabespreken
besprak na
nabesproken
klasse 4 volledig

nabespreken

  1. overgankelijk na afloop bespreken, evalueren (het achteraf beoordelen van wat goed en wat slecht gegaan is om het in de toekomst beter te doen)