voorbeschouwing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·be·schou·wing
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en beschouwing zn
- Naamwoord van handeling van voorbeschouwen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbeschouwing | voorbeschouwingen |
verkleinwoord | voorbeschouwinkje | voorbeschouwinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de voorbeschouwing v
- bespreking voorafgaand aan een gebeurtenis
- Cocu liet dinsdag in zijn voorbeschouwing al weten dat hij niet van plan was om spelers te sparen voor de bekerwedstrijd tegen VVV-Venlo, dat op de twaalfde plek staat in de eredivisie. "We benaderen dit duel niet anders dan een competitiewedstrijd", liet hij weten.[1]
- Het voetbalduel was het best bekeken programma gisteren. De nabeschouwing op NPO1 trok ook nog eens ruim 1,2 miljoen belangstellenden en naar de voorbeschouwing keken meer dan 800.000 mensen.[2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord voorbeschouwing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.