• mis·moe·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mismoedig mismoediger mismoedigst
verbogen mismoedige mismoedigere mismoedigste
partitief mismoedigs mismoedigers -

mismoedig [3]

  1. met een sombere stemming
    • We treffen zaterdagmiddag een mismoedige band in de backstage van de AB: het nieuws van de aanslag op de concertzaal Bataclan in Parijs hakt er hard in bij Chvrches. Vier dagen voordien traden ze zelf nog op in de lichtstad, en de band kent mensen die betrokken waren.[4] 
    • Echt in gevaar kwam Wiebes tijdens het debat nooit. Coalitiepartijen VVD en PvdA vormden een gesloten front en mengden zich nauwelijks in de discussie. ,,Al met al blijft het een ontluisterende gang van zaken”, stelde D66-Kamerlid Steven van Weyenberg aan het eind van zijn inbreng mismoedig vast. Hij geeft Wiebes het voordeel van de twijfel. [5] 
95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]