• mi·nu·ti·eus
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer nauwkeurig’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1]
  • afgeleid van het Franse minutieux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen minutieus minutieuzer minutieust
verbogen minutieuze minutieuzere minutieuste
partitief minutieus minutieuzers -

minutieus [4]

  1. haarfijn, heel precies
     Op haar blog ‘followingthearrows.com’ had ze minutieus elk detail van haar PCT-voorbereiding beschreven.[5]
84 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]