minutieus
- mi·nu·ti·eus
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer nauwkeurig’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1]
- afgeleid van het Franse minutieux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | minutieus | minutieuzer | minutieust |
verbogen | minutieuze | minutieuzere | minutieuste |
partitief | minutieus | minutieuzers | - |
minutieus [4]
- haarfijn, heel precies
- ▸ Op haar blog ‘followingthearrows.com’ had ze minutieus elk detail van haar PCT-voorbereiding beschreven.[5]
- eigenwijs, juist, pedant, peuterig, precies, scherp, schoolmeesterachtig, secuur, stipt, wijsneuzig, zorgvuldig
1.
- Het woord minutieus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minutieus" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "minutieus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ minutieus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be