secuur
- se·cuur
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zorgvuldig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1672 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | secuur | secuurder | secuurst |
verbogen | secure | secuurdere | secuurste |
partitief | secuurs | secuurders | - |
secuur
- met grote nauwgezetheid iets zeker stellend
- Hij was de secuurste boekhouder die je ooit gezien hebt.
- Het woord secuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "secuur" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "secuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be