medicaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van medicaliseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | medicaliseren | te medicaliseren | ||||||
toekomend | zullen medicaliseren | te zullen medicaliseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemedicaliseerd | te hebben gemedicaliseerd | ||||||
toekomend | gemedicaliseerd zullen hebben | gemedicaliseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
medicaliserend | gemedicaliseerd | ev. medicaliseer |
mv. verouderd medicaliseert |
medicalisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | medicaliseer | medicaliseert | medicaliseert | medicaliseert | medicaliseert | medicaliseren | medicaliseren | medicaliseren | |
verleden (o.v.t.) | medicaliseerde | medicaliseerde | medicaliseerde | medicaliseerde | medicaliseerde | medicaliseerden | medicaliseerden | medicaliseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal medicaliseren | zult/zal medicaliseren | zult/zal medicaliseren | zult medicaliseren | zal medicaliseren | zullen medicaliseren | zullen medicaliseren | zullen medicaliseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou medicaliseren | zou medicaliseren | zou(dt) medicaliseren | zoudt medicaliseren | zou medicaliseren | zouden medicaliseren | zouden medicaliseren | zouden medicaliseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemedicaliseerd | hebt gemedicaliseerd | hebt/heeft gemedicaliseerd | hebt gemedicaliseerd | heeft gemedicaliseerd | hebben gemedicaliseerd | hebben gemedicaliseerd | hebben gemedicaliseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gemedicaliseerd | had gemedicaliseerd | had gemedicaliseerd | hadt gemedicaliseerd | had gemedicaliseerd | hadden gemedicaliseerd | hadden gemedicaliseerd | hadden gemedicaliseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemedicaliseerd hebben | zal/zult gemedicaliseerd hebben | zult/zal gemedicaliseerd hebben | zult gemedicaliseerd hebben | zal gemedicaliseerd hebben | zullen gemedicaliseerd hebben | zullen gemedicaliseerd hebben | zullen gemedicaliseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemedicaliseerd hebben | zou gemedicaliseerd hebben | zou/zoudt gemedicaliseerd hebben | zoudt gemedicaliseerd hebben | zou gemedicaliseerd hebben | zouden gemedicaliseerd hebben | zouden gemedicaliseerd hebben | zouden gemedicaliseerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gemedicaliseerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gemedicaliseerd | er is gemedicaliseerd | |||||||
verleden | er werd gemedicaliseerd | er was gemedicaliseerd | |||||||
toekomend | er zal gemedicaliseerd worden | er zal gemedicaliseerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gemedicaliseerd worden | er zou gemedicaliseerd zijn |