Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·ca·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
medicaliseren

medicaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van medicaliseren
    • Jij medicaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van medicaliseren
    • Hij medicaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van medicaliseren
    • Medicaliseert! 

Gangbaarheid