lumen
- lu·men
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lumen | lumina |
verkleinwoord |
het lumen o
- (medisch) natuurlijke holte (ruimte)
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als eenheid.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lumen | lumens* |
verkleinwoord |
de lumen m
- (natuurkunde), (eenheid) afgeleide SI-eenheid van lichtstroom, weergegeven met symbool lm
- De lumen is een maat voor de totale hoeveelheid zichtbaar licht die een lichtbron in alle richtingen uitstraalt.
- ▸ Het aantal lumen van uw verlichting zegt hoeveel licht een lamp daadwerkelijk uitstraalt.[3]
- Bij het opgeven van de waarde in een bepaalde eenheid is het gebruikelijk om het enkelvoud te gebruiken.
∗ De werkelijke lichtopbrengst is 641 lumen – 8 procent minder dan beloofd.[4]
eenheden van lumen in het Nederlands (nld) |
---|
yoctolumen • zeptolumen • attolumen • femtolumen • picolumen • nanolumen • microlumen • millilumen • centilumen • decilumen • lumen • decalumen • hectolumen • kilolumen • megalumen • gigalumen • teralumen • petalumen • exalumen • zettalumen • yottalumen |
- Het woord lumen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lumen" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lumen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 De Glandulae genitales accessoriae van het konijn voor en na castratie en resectie der vasa deferentia
Pieter Cornelis Dirk Schaap, Van Huffel, 1899
- ↑ Weblink bron “Lumen betekenis” (20 december 2021) op tralert.com
- ↑ Weblink bron Leonie van Nierop“Een beetje rommelen met watt en lumen” (18 december 2015) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈluː.mɛn/
- lu·men
lūmĕn o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | lūmen | lūmina |
genitief | lūminis | lūminum |
datief | lūminī | lūminibus |
accusatief | lūmen | lūmina |
vocatief | lūmen | lūmina |
ablatief | lūmine | lūminibus |