daglicht
- dag·licht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | daglicht | - |
verkleinwoord |
het daglicht o
- licht van de zon dat overdag de wereld verlicht
- Bij daglicht zijn kleuren veel beter te zien.
- ▸ De diarreeaanval had als een sluipmoordenaar in vol daglicht toegeslagen.[1]
- dat kan het daglicht niet verdragen
dat is verboden en moet dus verborgen blijven
- iemand in een kwaad daglicht stellen
zeggen dat iemand dingen doet die fout zijn (en dus het daglicht niet kunnen verdragen
1. licht van de zon
- Het woord daglicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daglicht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be