• luch·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen luchtig luchtiger luchtigst
verbogen luchtige luchtigere luchtigste
partitief luchtigs luchtigers -

luchtig

  1. met lucht doortrokken
    • Dit luchtige baksel is erg lekker. 
  2. van vrolijke aard, zorgeloos
    • Dit was het luchtigste optreden dat ik ooit van hem gezien heb; meestal is hij vrij ernstig. 
     In het huidige seizoen komt, naast het liefdesgeluk van Gerda en Klaas, ook de nieuwe vlam van kapper Teun Föhn voorbij. Genoeg luchtige en vrolijke onderwerpen dus. ,,Over de schaduwkant van Urk willen we het juist niet hebben. Die kant komt in de media al zo vaak naar voren”, verklaarde Wong bij aanvang van het vierde seizoen.[2]
     Dit boek helpt ons om een kalmere, authentiekere, soms luchtigere relatie aan te gaan met de dwaasheden en obsessies van onze tijd.[3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. luchtig op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Anouk van Veldhuizen
    “Urker realitysterren Gerda en Klaas nu écht getrouwd: ‘Een geweldige, perfecte dag’” (29-09-2021), Tubantia
  3. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be