leegplunderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van leegplunderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | leegplunderen | leeg te plunderen | ||||||||
toekomend | zullen leegplunderen leeg zullen plunderen |
te zullen leegplunderen leeg te zullen plunderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben leeggeplunderd | te hebben leeggeplunderd | ||||||||
toekomend | leeggeplunderd zullen hebben | leeggeplunderd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
leegplunderend | leeggeplunderd | ev. plunder leeg |
mv. verouderd plundert leeg |
plundere leeg (bijzin) leegplundere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | plunder leeg | plundert leeg | plundert leeg | plundert leeg | plundert leeg | plunderen leeg | plunderen leeg | plunderen leeg | |||
verleden (o.v.t.) | plunderde leeg | plunderde leeg | plunderde leeg | plunderde leeg | plunderde leeg | plunderden leeg | plunderden leeg | plunderden leeg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leegplunderen | zult/zal leegplunderen | zult/zal leegplunderen | zult leegplunderen | zal leegplunderen | zullen leegplunderen | zullen leegplunderen | zullen leegplunderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leegplunderen | zou leegplunderen | zou(dt) leegplunderen | zoudt leegplunderen | zou leegplunderen | zouden leegplunderen | zouden leegplunderen | zouden leegplunderen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | leegplunder | leegplundert | leegplundert | leegplundert | leegplundert | leegplunderen | leegplunderen | leegplunderen | |||
verleden (o.v.t.) | leegplunderde | leegplunderde | leegplunderde | leegplunderde | leegplunderde | leegplunderden | leegplunderden | leegplunderden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leegplunderen leeg zal plunderen |
zult/zal leegplunderen leeg zult/zal plunderen |
zult/zal leegplunderen leeg zult/zal plunderen |
zult leegplunderen leeg zult plunderen |
zal leegplunderen leeg zal plunderen |
zullen leegplunderen leeg zullen plunderen |
zullen leegplunderen leeg zullen plunderen |
zullen leegplunderen leeg zullen plunderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leegplunderen leeg zou plunderen |
zou leegplunderen leeg zou plunderen |
zou(dt) leegplunderen leeg zou(dt) plunderen |
zoudt leegplunderen leeg zoudt plunderen |
zou leegplunderen leeg zou plunderen |
zouden leegplunderen leeg zouden plunderen |
zouden leegplunderen leeg zouden plunderen |
zouden leegplunderen leeg zouden plunderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb leeggeplunderd | hebt leeggeplunderd | hebt/heeft leeggeplunderd | hebt leeggeplunderd | heeft leeggeplunderd | hebben leeggeplunderd | hebben leeggeplunderd | hebben leeggeplunderd | |||
verleden (v.v.t.) | had leeggeplunderd | had leeggeplunderd | had leeggeplunderd | hadt leeggeplunderd | had leeggeplunderd | hadden leeggeplunderd | hadden leeggeplunderd | hadden leeggeplunderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal leeggeplunderd hebben | zal/zult leeggeplunderd hebben | zult/zal leeggeplunderd hebben | zult leeggeplunderd hebben | zal leeggeplunderd hebben | zullen leeggeplunderd hebben | zullen leeggeplunderd hebben | zullen leeggeplunderd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou leeggeplunderd hebben | zou leeggeplunderd hebben | zou/zoudt leeggeplunderd hebben | zoudt leeggeplunderd hebben | zou leeggeplunderd hebben | zouden leeggeplunderd hebben | zouden leeggeplunderd hebben | zouden leeggeplunderd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm leeggeplunderd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt leeggeplunderd | er is leeggeplunderd | |||||||||
verleden | er werd leeggeplunderd | er was leeggeplunderd | |||||||||
toekomend | er zal leeggeplunderd worden | er zal leeggeplunderd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou leeggeplunderd worden | er zou leeggeplunderd zijn | |||||||||
lijdende vorm leeggeplunderd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | leeggeplunderd worden | leeggeplunderd te worden | ||||||||
toekomend | leeggeplunderd zullen worden | leeggeplunderd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | leeggeplunderd zijn | leeggeplunderd te zijn | ||||||||
toekomend | leeggeplunderd zullen zijn | leeggeplunderd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word leeggeplunderd | wordt leeggeplunderd | wordt leeggeplunderd | wordt leeggeplunderd | wordt leeggeplunderd | worden leeggeplunderd | worden leeggeplunderd | worden leeggeplunderd | |||
verleden (o.v.t.) | werd leeggeplunderd | werd leeggeplunderd | werd leeggeplunderd | werdt leeggeplunderd | werd leeggeplunderd | werden leeggeplunderd | werden leeggeplunderd | werden leeggeplunderd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leeggeplunderd worden | zult leeggeplunderd worden | zult leeggeplunderd worden | zult leeggeplunderd worden | zal leeggeplunderd worden | zullen leeggeplunderd worden | zullen leeggeplunderd worden | zullen leeggeplunderd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leeggeplunderd worden | zou leeggeplunderd worden | zou/zoudt leeggeplunderd worden | zoudt leeggeplunderd worden | zou leeggeplunderd worden | zouden leeggeplunderd worden | zouden leeggeplunderd worden | zouden leeggeplunderd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben leeggeplunderd | bent leeggeplunderd | bent/is leeggeplunderd | zijt leeggeplunderd | is leeggeplunderd | zijn leeggeplunderd | zijn leeggeplunderd | zijn leeggeplunderd | |||
verleden (v.v.t.) | was leeggeplunderd | was leeggeplunderd | was leeggeplunderd | waart leeggeplunderd | was leeggeplunderd | waren leeggeplunderd | waren leeggeplunderd | waren leeggeplunderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal leeggeplunderd zijn | zult leeggeplunderd zijn | zult leeggeplunderd zijn | zult leeggeplunderd zijn | zal leeggeplunderd zijn | zullen leeggeplunderd zijn | zullen leeggeplunderd zijn | zullen leeggeplunderd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou leeggeplunderd zijn | zou leeggeplunderd zijn | zou/zoudt leeggeplunderd zijn | zoudt leeggeplunderd zijn | zou leeggeplunderd zijn | zouden leeggeplunderd zijn | zouden leeggeplunderd zijn | zouden leeggeplunderd zijn |