Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leeg·plun·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
leegplunderen
plunderde leeg
leeggeplunderd
zwak -d volledig

Werkwoord

leegplunderen

  1. overgankelijk plunderen tot er in de plaats niets meer te plunderen valt
    • Na de overgave werd de stad volledig leeggeplunderd. 

Gangbaarheid