lære g

  1. iets wat onderwezen wordt,  leer zn 
  2. onderwijs

lære

  1. overgankelijk onderwijs geven, onderwijzen, iets leren aan iemand
  2. overgankelijk ergens kennis van opdoen, iets leren van iemand


  • læ·re
  • Afkomstig van het Nederduitse woord lere
Naar frequentie 573
vervoeging
onbepaalde wijs lære
tegenwoordige tijd lærer
verleden tijd lærte
voltooid
deelwoord
lært
onvoltooid
deelwoord
lærende
lijdende vorm læres
gebiedende wijs lær
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

lære

  1. overgankelijk onderwijs geven, onderwijzen
  2. overgankelijk ervaren, leren
  3. overgankelijk als waar beweren, prediken, verkondigen
  • lære av
  • lære bort
  • lære fra
  • lære om

Zelfstandig naamwoord #1

m/v
#1 + #2
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lære     m: læren
v: læra  
  lærer     lærene  
genitief   læres     m: lærens
v: læras  
  lærers     lærenes  

lære, m

  1. onderwijs, opleiding
  2. vak, wetenschap
  3. collectie van leerstellingen, theorie, wereldbeeld
  • [1]: stå i lære hos noen (vere lærling)
leerling zijn
  • [3]: liv og lære (praksis og teori)
leven en leer (praktijk en theorie)

Zelfstandig naamwoord #2

o
#2
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lære     læret     lærer     læra
lærene  
genitief   læres     lærets     lærers     læras
lærenes  

lære, m / v / o

  1. model, sjabloon
  2. (meetkunde) meetinstrument, bijv. een schuifmaat of schuifpasser


  • læ·re
  • Afkomstig van het Nederduitse woord lere
vervoeging
onbepaalde wijs lære
læra
tegenwoordige tijd lærer
verleden tijd lærte
voltooid
deelwoord
lært
onvoltooid
deelwoord
lærande
lijdende vorm lærast
gebiedende wijs lær
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

lære

  1. overgankelijk onderwijs geven, onderwijzen
  2. overgankelijk ervaren, leren
  3. overgankelijk als waar beweren, prediken, verkondigen

Zelfstandig naamwoord #1

v
#1 + #2
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lære     læra     lærer     lærene  

lære, m

  1. onderwijs, opleiding
  2. vak, wetenschap
  3. collectie van leerstellingen, theorie, wereldbeeld
  • [1]: stå i lære hos nokon (vere lærling)
leerling zijn
  • [3]: liv og lære (praksis og teori)
leven en leer (praktijk en theorie)

Zelfstandig naamwoord #2

o
#2
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lære     læret     lære     læra  

lære, v / o

  1. model, sjabloon
  2. (meetkunde) meetinstrument, bijv. een schuifmaat of schuifpasser