lærer
- læ·rer
Naar frequentie | 832 |
---|
lærer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lære
lærer
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lære
- læ·rer
- Afkomstig van het Nederduitse woord lere
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van lære met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 904 |
---|
lærer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lære
lærer
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van lære
lærer
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van lære
lærer
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van lære
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lærer | læreren | lærere | lærerne |
genitief | lærers | lærerens | læreres | lærernes |
lærer, m
- (beroep) leraar (mannelijke vorm)
- «Lærer er en betegnelse på en person som har faglig og pedagogisk utdannelse for å undervise barn, unge og voksne i en skole eller en annen utdannelsesinstitusjon.»
- Leraar is een term voor een persoon met een technische en pedagogische opleiding die kinderen, jeugdigen en volwassenen op een school of in een andere onderwijsinrichting onderwijst.
- «Lærer er en betegnelse på en person som har faglig og pedagogisk utdannelse for å undervise barn, unge og voksne i en skole eller en annen utdannelsesinstitusjon.»
- iemand die een geloof of een dwaalleer verkondigt
- lærerinne (vrouwelijke vorm)
|
|
|
- [1]: lærerhøyskole
- læ·rer
Zelfstandig naamwoord #1
lærer
Zelfstandig naamwoord #2
lærer