kwadrateren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kwadrateren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kwadrateren | te kwadrateren | ||||||||
toekomend | zullen kwadrateren | te zullen kwadrateren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekwadrateerd | te hebben gekwadrateerd | ||||||||
toekomend | gekwadrateerd zullen hebben | gekwadrateerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kwadraterend | gekwadrateerd | ev. kwadrateer |
mv. verouderd kwadrateert |
kwadratere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kwadrateer | kwadrateert | kwadrateert | kwadrateert | kwadrateert | kwadrateren | kwadrateren | kwadrateren | |||
verleden (o.v.t.) | kwadrateerde | kwadrateerde | kwadrateerde | kwadrateerde | kwadrateerde | kwadrateerden | kwadrateerden | kwadrateerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kwadrateren | zult/zal kwadrateren | zult/zal kwadrateren | zult kwadrateren | zal kwadrateren | zullen kwadrateren | zullen kwadrateren | zullen kwadrateren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kwadrateren | zou kwadrateren | zou(dt) kwadrateren | zoudt kwadrateren | zou kwadrateren | zouden kwadrateren | zouden kwadrateren | zouden kwadrateren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekwadrateerd | hebt gekwadrateerd | hebt/heeft gekwadrateerd | hebt gekwadrateerd | heeft gekwadrateerd | hebben gekwadrateerd | hebben gekwadrateerd | hebben gekwadrateerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekwadrateerd | had gekwadrateerd | had gekwadrateerd | hadt gekwadrateerd | had gekwadrateerd | hadden gekwadrateerd | hadden gekwadrateerd | hadden gekwadrateerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekwadrateerd hebben | zal/zult gekwadrateerd hebben | zult/zal gekwadrateerd hebben | zult gekwadrateerd hebben | zal gekwadrateerd hebben | zullen gekwadrateerd hebben | zullen gekwadrateerd hebben | zullen gekwadrateerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekwadrateerd hebben | zou gekwadrateerd hebben | zou/zoudt gekwadrateerd hebben | zoudt gekwadrateerd hebben | zou gekwadrateerd hebben | zouden gekwadrateerd hebben | zouden gekwadrateerd hebben | zouden gekwadrateerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekwadrateerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekwadrateerd | er is gekwadrateerd | |||||||||
verleden | er werd gekwadrateerd | er was gekwadrateerd | |||||||||
toekomend | er zal gekwadrateerd worden | er zal gekwadrateerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekwadrateerd worden | er zou gekwadrateerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekwadrateerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekwadrateerd worden | gekwadrateerd te worden | ||||||||
toekomend | gekwadrateerd zullen worden | gekwadrateerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekwadrateerd zijn | gekwadrateerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekwadrateerd zullen zijn | gekwadrateerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekwadrateerd | wordt gekwadrateerd | wordt gekwadrateerd | wordt gekwadrateerd | wordt gekwadrateerd | worden gekwadrateerd | worden gekwadrateerd | worden gekwadrateerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekwadrateerd | werd gekwadrateerd | werd gekwadrateerd | werdt gekwadrateerd | werd gekwadrateerd | werden gekwadrateerd | werden gekwadrateerd | werden gekwadrateerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekwadrateerd worden | zult gekwadrateerd worden | zult gekwadrateerd worden | zult gekwadrateerd worden | zal gekwadrateerd worden | zullen gekwadrateerd worden | zullen gekwadrateerd worden | zullen gekwadrateerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekwadrateerd worden | zou gekwadrateerd worden | zou/zoudt gekwadrateerd worden | zoudt gekwadrateerd worden | zou gekwadrateerd worden | zouden gekwadrateerd worden | zouden gekwadrateerd worden | zouden gekwadrateerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekwadrateerd | bent gekwadrateerd | bent/is gekwadrateerd | zijt gekwadrateerd | is gekwadrateerd | zijn gekwadrateerd | zijn gekwadrateerd | zijn gekwadrateerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekwadrateerd | was gekwadrateerd | was gekwadrateerd | waart gekwadrateerd | was gekwadrateerd | waren gekwadrateerd | waren gekwadrateerd | waren gekwadrateerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekwadrateerd zijn | zult gekwadrateerd zijn | zult gekwadrateerd zijn | zult gekwadrateerd zijn | zal gekwadrateerd zijn | zullen gekwadrateerd zijn | zullen gekwadrateerd zijn | zullen gekwadrateerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekwadrateerd zijn | zou gekwadrateerd zijn | zou/zoudt gekwadrateerd zijn | zoudt gekwadrateerd zijn | zou gekwadrateerd zijn | zouden gekwadrateerd zijn | zouden gekwadrateerd zijn | zouden gekwadrateerd zijn |