• krib·be·kat
  • Samengesteld uit een vorm van het werkwoord "kribben" en "kat"
enkelvoud meervoud
naamwoord kribbekat kribbekatten
verkleinwoord kribbekatje kribbekatjes

de kribbekatv / m

  1. (psychologie) een chagrijnig persoon die met iedereen overhoop ligt
    • Oh, daar heb je die kribbekat ... wegwezen!