[2] Een kreek.
[4] Een kreek.
  • kreek
  • In de betekenis van ‘smal water’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 976 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kreek kreken
verkleinwoord kreekje kreekjes

de kreekv / m

  1. een kleine beschermde inham
    • De rustige wateren in de kreek zijn ideaal voor een variëteit aan watersporten. 
  2. een smal stilstaand water, vooral naar een dijkdoorbraak
    • Na dichting van het gat in de dijk blijft de kreek over. 
  3. een kleine, door de natuur gevormde zeearm
    • Wanneer een inham doordringt tot ver in het land wordt ook wel gesproken van een kreek. 
  4. een kleine watergeul; vaak zijarm van een rivier(tje)
    • Er ontstonden diepe watergeulen die na het dijkherstel als kreken in het landschap achterbleven. 
  5. een smal vaarwater tussen ondiepten of eilanden
    • Dit was vroeger een strategische plek, men kon zien welke schepen de kreek binnenvoeren. 
91 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]