Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ke·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kikkererwt, sisser’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord keker kekers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kekerv / m [4]

  1. (plantkunde) Cicer arietinum   (voeding) kikkererwt
Synoniemen
Vertalingen
   1. zie: kikkererwt   
Anagrammen

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • [1] keker in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] keker op Wikidata  

Verwijzingen


Indonesisch

Woordafbreking
  • ke·ker
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

keker

  1. (spreektaal) kijker, verrekijker, telescoop, periscoop
Synoniemen