• in·ham
  • In de betekenis van ‘kleine baai’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord inham inhammen
verkleinwoord inhammetje inhammetjes

de inhamm

  1. kleine baai
  2. terugtrekking van het hoofdhaar
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]