kor
- kor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kor | korren |
verkleinwoord | korretje | korretjes |
- (visserij) trechtervormig sleepnet
vervoeging van |
---|
korren |
kor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korren
- Ik kor.
- gebiedende wijs van korren
- Kor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korren
- Kor je?
- Het woord kor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kor" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
kor
- kor
Naar frequentie | 12235 |
---|
kor
- gebiedende wijs van kore
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kor | koret | kor | kora korene |
genitief | kors | korets | kors | koras korenes |
kor, o
- (historisch), (muziek), (toneel) in de oudheid: mensen die optraden met zang en dans
- (muziek) koor, groep die polyfoon zingt
- (muziek) achtergrondzangers voor een popzanger
- (muziek) in pop- en jazzmuziek: geïmproviseerd spel
- gruppe, flokk som sier noe samtidig
- (muziek) deel van een muziekstuk voor meerstemmige zang (met of zonder begeleiding (vgl. a capella)
- (muziek) (op een snaarinstrument) set snaren die tegelijkertijd worden aangeslagen of getokkeld
- (muziek) (op een piano) unisono snaren die bij een noot horen
- (muziek) (op een orgel) alle pijpen met dezelfde toonhoogte klinken door een enkele toetskoppeling
- (bouwkunde) deel van de kerk waar het altaar staat (en waar het kerkkoor zijn plaats had)
- (bouwkunde) gewelfde zijkamer in een kerk
- (bouwkunde) galerij in een kerk waar orgel en zangers hun plaats hebben, vgl. orgelkoor
-
[2]: Een mannskor av Boston
Een mannenkoor van Boston
- [2]: sanggruppe zn
- [6]: korverk zn
- [6]: omkved zn
- [6]: refreng zn
- [10]: kirkekor zn
- [10]: sanghus zn
- [12]: orgelkor zn
- [2]: korforening zn
- [2]: en komposisjon for kor og orkester
een compositie voor koor en orkest
- [2]: et blandet kor
een gemengd koor
- [5]: (rope) i kor
(roepen) in koor
- [5]: kjøre kor (improvisere)
improviseren
- kor
kor
- [1]: korleis
kor
- gebiedende wijs van kora
kor
- gebiedende wijs van kore
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kor | koret | kor | kora |
kor, o
- (historisch), (muziek), (toneel) in de oudheid: mensen die optraden met zang en dans
- (muziek) koor, groep die polyfoon zingt
- (muziek) achtergrondzangers voor een popzanger
- (muziek) in pop- en jazzmuziek: geïmproviseerd spel
- gruppe, flokk som sier noe samtidig
- (muziek) deel van een muziekstuk voor meerstemmige zang (met of zonder begeleiding (vgl. a capella)
- (muziek) (op een snaarinstrument) set snaren die tegelijkertijd worden aangeslagen of getokkeld
- (muziek) (op een piano) unisono snaren die bij een noot horen
- (muziek) (op een orgel) alle pijpen met dezelfde toonhoogte klinken door een enkele toetskoppeling
- (bouwkunde) deel van de kerk waar het altaar staat (en waar het kerkkoor zijn plaats had)
- (bouwkunde) gewelfde zijkamer in een kerk
- (bouwkunde) galerij in een kerk waar orgel en zangers hun plaats hebben, vgl. orgelkoor
- [2]: korforening zn
- [2]: eit blanda kor
een gemengd koor
- [5]: kjøre kor (improvisere)
improviseren
Naar frequentie | 4948 |
---|
kor
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van ko