• ko·nink·lijk

koninklijk

  1. (regering)(adel) betrekking hebbend op een koning, koningin, aan of bij hem, haar behorend, van hem, haar uitgaand
    • De koninklijke juwelen worden zorgvuldig bewaard. 
  2. (figuurlijk) met veel aanzien; ± sierlijk
  • De koninklijke weg gaan/bewandelen
Iets op een eerlijke of gebruikelijke manier aanpakken (ongeacht of dit ook ook de meest handige/strategische manier is)
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be