• kar·per
enkelvoud meervoud
naamwoord karper karpers
verkleinwoord karpertje karpertjes

de karperm

  1. (straalvinnigen) bepaald soort grote zoetwatervis met een hoge rug, die van oorsprong uit Azië komt, Cyprinus carpio  
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]