karamel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·ra·mel
Woordherkomst en -opbouw
- via Frans caramel en Portugees caramelo van Latijn cannamella, van canna "riet"' en melleus "als honing, "honingzoet", het deel "canna" vindt men ook terug in woorden als canon, kanaal, kaneel en kanon; in de betekenis van ‘gebrande suiker’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karamel | karamels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- gebrande suiker
- ▸ Ik kauwde zorgvuldig om optimaal te genieten van de nougat, pinda’s, karamel en melkchocolade.[4]
- snoepje gemaakt van gebrande suiker
-
1. Vloeibare karamel.
-
2. Een tiental karamels.
Schrijfwijzen
- caramel (oude schrijfwijze voor 1996)
Synoniemen
Vertalingen
1. gebrande suiker
Gangbaarheid
- Het woord karamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karamel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ karamel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "karamel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be