kapittelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kapittelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kapittelen | te kapittelen | ||||||||
toekomend | zullen kapittelen | te zullen kapittelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekapitteld | te hebben gekapitteld | ||||||||
toekomend | gekapitteld zullen hebben | gekapitteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kapittelend | gekapitteld | ev. kapittel |
mv. verouderd kapittelt |
kapittele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kapittel | kapittelt | kapittelt | kapittelt | kapittelt | kapittelen | kapittelen | kapittelen | |||
verleden (o.v.t.) | kapittelde | kapittelde | kapittelde | kapittelde | kapittelde | kapittelden | kapittelden | kapittelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kapittelen | zult/zal kapittelen | zult/zal kapittelen | zult kapittelen | zal kapittelen | zullen kapittelen | zullen kapittelen | zullen kapittelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kapittelen | zou kapittelen | zou(dt) kapittelen | zoudt kapittelen | zou kapittelen | zouden kapittelen | zouden kapittelen | zouden kapittelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekapitteld | hebt gekapitteld | hebt/heeft gekapitteld | hebt gekapitteld | heeft gekapitteld | hebben gekapitteld | hebben gekapitteld | hebben gekapitteld | |||
verleden (v.v.t.) | had gekapitteld | had gekapitteld | had gekapitteld | hadt gekapitteld | had gekapitteld | hadden gekapitteld | hadden gekapitteld | hadden gekapitteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekapitteld hebben | zal/zult gekapitteld hebben | zult/zal gekapitteld hebben | zult gekapitteld hebben | zal gekapitteld hebben | zullen gekapitteld hebben | zullen gekapitteld hebben | zullen gekapitteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekapitteld hebben | zou gekapitteld hebben | zou/zoudt gekapitteld hebben | zoudt gekapitteld hebben | zou gekapitteld hebben | zouden gekapitteld hebben | zouden gekapitteld hebben | zouden gekapitteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekapitteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekapitteld | er is gekapitteld | |||||||||
verleden | er werd gekapitteld | er was gekapitteld | |||||||||
toekomend | er zal gekapitteld worden | er zal gekapitteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekapitteld worden | er zou gekapitteld zijn | |||||||||
lijdende vorm gekapitteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekapitteld worden | gekapitteld te worden | ||||||||
toekomend | gekapitteld zullen worden | gekapitteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekapitteld zijn | gekapitteld te zijn | ||||||||
toekomend | gekapitteld zullen zijn | gekapitteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekapitteld | wordt gekapitteld | wordt gekapitteld | wordt gekapitteld | wordt gekapitteld | worden gekapitteld | worden gekapitteld | worden gekapitteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekapitteld | werd gekapitteld | werd gekapitteld | werdt gekapitteld | werd gekapitteld | werden gekapitteld | werden gekapitteld | werden gekapitteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekapitteld worden | zult gekapitteld worden | zult gekapitteld worden | zult gekapitteld worden | zal gekapitteld worden | zullen gekapitteld worden | zullen gekapitteld worden | zullen gekapitteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekapitteld worden | zou gekapitteld worden | zou/zoudt gekapitteld worden | zoudt gekapitteld worden | zou gekapitteld worden | zouden gekapitteld worden | zouden gekapitteld worden | zouden gekapitteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekapitteld | bent gekapitteld | bent/is gekapitteld | zijt gekapitteld | is gekapitteld | zijn gekapitteld | zijn gekapitteld | zijn gekapitteld | |||
verleden (v.v.t.) | was gekapitteld | was gekapitteld | was gekapitteld | waart gekapitteld | was gekapitteld | waren gekapitteld | waren gekapitteld | waren gekapitteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekapitteld zijn | zult gekapitteld zijn | zult gekapitteld zijn | zult gekapitteld zijn | zal gekapitteld zijn | zullen gekapitteld zijn | zullen gekapitteld zijn | zullen gekapitteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekapitteld zijn | zou gekapitteld zijn | zou/zoudt gekapitteld zijn | zoudt gekapitteld zijn | zou gekapitteld zijn | zouden gekapitteld zijn | zouden gekapitteld zijn | zouden gekapitteld zijn |