Il Gesù, de moederkerk van de jezuïeten.
  • je·zu·iet
  • van Neolatijn Iesuita, een afleiding van Iesus "Jezus", in de betekenis van ‘lid van de Sociëteit van Jezus’ voor het eerst aangetroffen in 1567; op te vatten als eponiem afgeleid van  Jezus en  met het achtervoegsel -iet [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord jezuïet jezuïeten
verkleinwoord jezuïetje jezuïetjes
94 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]